Historie kerkelijk Leerdam

1000-1300. Ontstaan van kerkelijk leven in Leerdam
Het plaatsje Leerdam is (wellicht rond het jaar 1000) ontstaan bij de dam die het riviertje de Leede afsloot van de Linge. De stichting van Leerdam wordt toegeschreven aan de heer van Arkel van het nabijgelegen slot Ter Leede.

Waarschijnlijk is ook de bouw van het eerste Leerdamse kerkgebouw aan de heer van Arkel te danken. Het was namelijk gebruikelijk om bij een slot een kapel te bouwen, waar de bewoners van het slot, maar ook de omwonenden en onderhorigen, ter kerke konden gaan. Zo’n kapel kon dan later – wanneer het buurtschap zich uitbreidde tot een dorp – parochierechten krijgen, waardoor ze een zelfstandige parochiekerk werd.

Wanneer de parochie Leerdam gesticht is, is onbekend. In 1345 wordt ze voor het eerst vermeld als een zelfstandige parochie. De kerk was gewijd aan de heilige maagd Maria; en wordt dan ook een Mariakerk genoemd.

 

1250-1550. De bouw van de Grote Kerk
Over die allereerste kapel / kerk van Leerdam is ons weinig bekend. Het is in ieder geval geen ‘grote kerk’ geweest, maar een klein, eenvoudig kerkje. We mogen echter wel aannemen dat deze kerk zich op dezelfde plaats bevond als het huidige kerkgebouw.

Gedurende drie eeuwen werd deze kleine kerk echter steeds verder verbouwd en vergroot, tot de Grote Kerk zoals we die nu kennen.

 
De Grote Kerk, met haar:
  • 13e eeuwse toren;
  • 15e eeuwse koor en transepten;
  • 16e eeuws pseudobasilikale schip;
  • doopkapel en syter;
  • twee luidklokken uit 1517 en 1659.
1345-1573. Kerkelijk leven vóór de Reformatie
In deze ruime kerk – met haar grote koor, twee transepten en twee zijbeuken – vond de Rooms Katholieke eredienst alle ruimte die ze nodig had. Waar de protestantse eredienst zich afspeelt in het schip (waar de zitbanken zo centraal mogelijk geplaatst worden rond de kansel), speelde de katholieke eredienst zich voornamelijk af ‘bij de religieuze voorwerpen langs de muren’. Want natuurlijk draaide het om de hoogmis op het hoofdaltaar in het koor, maar een stad als Leerdam heeft daarnaast ongetwijfeld meerdere andere altaren gekend, die tegen de kerkmuren geplaatst waren en die evenzeer belangrijk waren:

allereerst het altaar van de heilige maagd Maria in het noordtransept;
waarschijnlijk had de familie Van Arkel (of een andere hooggeplaatste familie) wel een altaar in het zuidtransept;
waarschijnlijk hadden meerdere gilden een altaar in de zijbeuken.
Op al deze altaren werd dagelijks of wekelijks de mis bediend door daartoe aangestelde vicarissen. Daarnaast kon men in de zijbeuken langs de kruiswegstaties lopen; waar men ook de biechtruimte vond, voor de biecht en absolutie. Het schip van de kerk werd juist vrijgelaten; dit diende als openbare begraafplaats en als wandelplein.

Over het concrete, Leerdamse kerkelijk leven voor de Reformatie is erg weinig bekend. Wel lezen we in een oude geschiedsbeschrijving uit 1719 iets over de eerbied die Leerdam toonde aan haar patrones:

“De heilige moeder Gods is daar eenige eeuwen herwaarts zeer hoogstaatiglijk geviert; en tegenwoordig noch ziet men de menschen zelfs uyt de naastgelegenen oorden van Gelderland processygewijs daar henen trekken.”

Ook vermelden we hier twee Leerdammers, die in de Rooms Katholieke Kerk van die dagen en in onze landelijke kerkgeschiedenis een grote rol hebben gespeeld:

Floris Radewijnsz (1350-1400), één van de voormannen van de Moderne Devotie
Cornelius Jansenius (1585-1638), grondlegger van het naar hem genoemde Jansenisme, dat onder meer leidde tot de vorming van de Oud-Katholieke Kerk.

1428. De laatste heer van Arkel begraven
In 1428 overlijdt Jan V van Arkel, heer van Leerdam. Omdat er – afgezien van enkele bastaardkinderen – geen nakomelingen meer zijn, komt er met zijn sterven een einde aan het geslacht van ‘de Heeren van Arkel’; ooit voortgekomen uit het geslacht van de ‘Heeren van der Leede’. De ‘laatste ridder’ wordt begraven in het koor van de Grote Kerk. Na de restauratie van 1960 ligt zijn grafzerk – die in de Franse tijd danig geschonden is – in het zuidtransept van de kerk. Het latijnse opschrift (dat we uit de overlevering wel kennen) is niet meer zichtbaar; het wapenschild met de gekanteelde dwarsbalken nog wel. De grafzerk van Jan V van Arkel is de oudste grafzerk in de Grote Kerk.
1573. De Reformatie in Leerdam: de dominee vermoord!
Hoe de Reformatie zich in Leerdam voltrokken heeft, is onbekend. Zo weten we bijvoorbeeld niet of er een Beeldenstorm heeft plaatsgevonden in de Grote Kerk. We weten zelfs niet op welk moment de Grote Kerk in protestantse handen overging. Het enige wat we zeker weten is dat in 1573 dominee Joost de Jonge als eerste predikant zijn intrede doet in Leerdam.

De keuze voor de hervorming kwam de stad echter duur te staan. Want in 1574 belegerden de Spanjaarden Leerdam. Toen de strijd echt ontbrandde werd de stad gedurende elf uren onafgebroken beschoten door kanonnen. Hierbij werd onder andere het kasteel grotendeels verwoest. Hierop gaf de bevolking zich over; maar ze vreesde een gewelddadige inname, waarbij de stad geroofd en verbrand zou worden. De Spaanse krijgsoverste, markies Chiapin Vitelli, beloofde de Leerdamse bevolking echter een vreedzame inname van de stad, wanneer een drietal mannen aan hem zouden worden uitgeleverd: ds. Joost de Jonge en schoolmeester Rogier Joosz uit Leerdam en ds. Quirinus de Palme uit Asperen. Daarop werd de schuilplaats van ds. de Jonge (voor tien stuivers!) verraden, en werd ds. de Jonge naar het galgenveld langs de Linge gesleept, waar hij – zonder enig proces – werd opgehangen. “De gade van de Jonge liep met hare kleine kinderen, schreijende, naar den Spaanschen veldheer, viel hem te voet en bad hem om het leven van haren echtgenoot. Maar te vergeefs; de wreedaard liet haar van zich stooten; en toen zij zag dat haar bidden en smeeken bij niemand hielp, riep zij in wanhopende vertwijfeling dat zij dan te gelijk met hem sterven wilde. De Jonge ter strafplaats gevoerd, was op haar gekerm zeer ontsteld, zich omkeerende zeide hij tot haar: “Mijne lieve huisvrouw en kinderkens, troost u in den Heere uwen God, die een vader en beschermer is van weduwen en weezen; en mag het nu anders niet met mij wezen, het is aldus des Heeren wille.” Toen grepen de soldaten de vrouw en hare kinderen aan, en slooten haar in een huis op, totdat het vonnis buiten de stad was uitgevoerd.” Ook Rogier Joosz en ds. Quirinus de Palme werden opgehangen aan de galg.

Zo stierf de eerste Leerdamse predikant dus als martelaar voor het Evangelie! Ter herinnering aan haar twee martelaren heeft Leerdam een Joost de Jongestraat en een Rogier Jooszstraat.

Pas omstreeks 1586 komt de stad weer in handen van de Staten en krijgt Leerdam een nieuwe predikant: ds. Arnoldus Herberts van Embrik (of chiquer: Embricensis).

1648. Een tweede predikantsplaats
Tijdens de ambtsperiode van ds. Paulus Colonius (1620-1653) blijkt dat de groeiende stad Leerdam te groot geworden is om door één predikant bediend te worden. Daarom wordt in 1648 voor het eerst een tweede predikant aangesteld. Dit wordt de zoon van ds. Paulus Colonius, die eveneens Paulus Colonius heet. Zo werken vader en zoon enige jaren naast elkaar. Overigens wel met een verschil in traktement: vader Colonius verdient als senior-predikant ƒ 700,- per jaar, terwijl zoon Colonius als assistent-predikant maar ƒ 350,- per jaar ontvangt. Pas na het overlijden van zijn vader in 1653 wordt ds. Paulus Colonius jr. aangesteld in de eerste predikantsplaats.

In 1656 nam hij afscheid van Leerdam. Hierna werd hij onder andere hoogleraar te Harderwijk en te ’s Hertogenbosch.

Leerdam zou sindsdien altijd twee predikanten hebben (met een gelijk salaris!). In 1973 werd de derde predikantsplaats gesticht.

1698. Een vorstelijk cadeau!
Predikantenbenoemingen, zoals hierboven vermeld, konden niet zomaar zelfstandig door de kerkenraad worden gedaan. Het patronaatsrecht of collatierecht (het recht om predikanten te benoemen) lag in die eeuwen namelijk meestal bij de heer van de stad of het dorp. In het geval van het Graafschap Leerdam had de Graaf van Leerdam het collatierrecht; en dat was de Prins van Oranje! Alle predikantsbenoemingen van Leerdam moesten dus door hem persoonlijk (of namens hem via de Nassause Domeinraad) worden goedgekeurd.

Daar stond echter tegenover dat ook de verantwoordelijkheid over de kerkelijke goederen en traktementen (formeel) bij de Prins van Oranje lag. En soms mocht men er de vruchten van plukken om bij een rijke prins te behoren. In het geval van Leerdam wordt dat goed zichtbaar in een fraai uitgevoerd Tien Gebodenbord dat in 1698 door Willem III aan Leerdam werd geschonken.

Het schild boven het bord toont het persoonlijke wapen van Willem III. Omdat Willem III prins toentertijd niet alleen stadhouder van de Nederlanden was, maar ook koning van het Verenigd Koninkrijk (Groot Brittanië), toont zijn wapen zijn vorstelijke aanspraak op zowel de bezittingen van de Nassau’s, als op Engeland, Schotland, Ierland, Normandië en Bretagne. Het wapen wordt vastgehouden door een leeuw (het teken van de Nassaus en onder Willems regering ook van Engeland) en een eenhoorn (het teken van Schotland). Daaronder staan de letters W R: Willem Rex (koning Willem).

Dit grote bord werd in de kerk tegen de toren geplaatst (waar toen nog geen orgel stond.) In 1760 werd het ‘naar de oostzijde’ verplaatst. Daar zullen we het straks nog aantreffen in de afsluiting van het koor. Sinds 1960 staat het in het noordtransept.

1718. Herderloos…
Het jaar 1718 was een ingrijpend jaar voor de hervormde gemeente van Leerdam. Binnen twee weken tijd overleden namelijk haar beide predikanten: ds. Johannes Bachiene op 27 september 1718 en ds. Anthonius de Vlieger op 9 oktober 1718.
1814. Een Kozak op de kerktoren
In de zogeheten Franse tijd (1795-1813) was Nederland eerst een vazalstaat en later een onderdeel van het Franse Rijk. Dit hele rijk werd geregeerd door Napoleon, terwijl Nederland werd bestuurd door zijn broer, ‘koning’ Lodewijk Napoleon.

Eén van de gevolgen van de Franse tijd voor Leerdam was het feit dat – vanuit de gelijkheidsgedachte – het Graafschap Leerdam, evenals het bijbehorende collatierecht, werd opgeheven.

De Franse tijd eindigde officieel in 1813, toen Napoleon verslagen werd en afstand van de troon deed. Het duurde echter nog enige tijd voor alle Franse legers uit Nederland verdreven waren. Ook in Leerdam hield de Franse legermacht de stad nog bezet, ondanks de officiële bevrijding. In januari 1814 werd de stad – na hevige gevechten – bevrijd door Russische en Pruisische troepen. Opmerkelijk genoeg is hun bevrijding van Nederland in ons ‘nationale geheugen’ vrijwel in de vergetelheid geraakt. In Leerdam is er echter nog iets dat herinnerd aan deze ‘Kozakken’ (zoals ze algemeen werden genoemd). Want op de toren van de Grote Kerk staat geen waakzame haan (zoals op negen van de tien torenspitsen), maar – als dankbare herinnering – een Kozak te paard.

1834 en 1886. Kerkelijke scheuringen
Helaas zijn de kerkelijke scheuringen uit de 19e eeuw aan onze gemeente niet voorbijgegaan. Bij de Afscheiding van 1834 verlieten ook in Leerdam meerdere gemeenteleden de Nederlandse Hervormde Kerk. De bekende ds. H.P. Scholte bevestigde in juli 1835 enkelen van hen tot ambtsdragers, waarmee een zelfstandig gemeenteleven begonnen werd. In mei 1840 ontving de ‘Christelijke Afgescheiden Gemeente’ haar eerste predikant, in de persoon van ds. G. Baay.

In 1889 trad er – door de Doleantie – opnieuw een groot aantal gemeenteleden uit de Nederlandse Hervormde Kerk. Zij noemden zich de ‘Nederduits Gereformeerde Gemeente’ en bouwden in 1898 aan de Hoogstraat een eigen kerkgebouw.

In 1901 verenigden de beide afgescheiden gemeenten zich tot de Gereformeerde Kerk. Sindsdien kerkten ze samen in de ‘Hoogstraatkerk’.

1852-1854. De bouw van een nieuw orgel
Orgel-Grote-KerkLeerdam beschikte al sinds de 16e eeuw over een orgel in het zuidtransept, dat geschonken was door de toenmalige heer van Leerdam. In 1850 besloot men echter om een nieuw en groter orgel te bouwen. Dit orgel werd in 1852-1854 gebouwd door orgelbouwer C.G.F. Witte uit Utrecht. Het orgel beschikt over twee klavieren en pedaal en telt 21 stemmen; en wordt behalve voor gemeentezang ook veelvuldig gebruikt voor diverse concertuitvoeringen.
1862-1863. De eerste grote restauratie: naar een neogotische Grote Kerk
In 1862-1863 heeft men de Grote Kerk ingrijpend gerestaureerd. Deze restauratie gebeurde – naar de toenmalige opvattingen – in neogotische stijl. Als belangrijkste wijzigingen werden doorgevoerd:

het houten tongewelf van het schip en de transepten werd weggewerkt door het aanbrengen van een lager gestukadoord plafond;
er werd een neogotische preekstoel geplaatst, welke weer is verkocht aan Tienhoven toen de tweede restauratie van 1957-1960 plaatsvond waarbij tevens de huidige preekstoel is aangeschaft, afkomstig uit Bergschenhoek;
de zuiderzijbeuk werd afgeschot van de kerkruimte;
aan de buitenzijde werd het metselwerk (vanwege de slechte staat daarvan) bepleisterd met portlandcement.

1912-1921. Twee prominente predikanten
En gedurende al die tijd werd Hervormd Leerdam gediend door twee predikanten. Twee van hen, die ook landelijke bekendheid genoten, lichten we er hier uit.

Ds. F. Kijftenbelt, van 1912 – 1918 te Leerdam

Ds. Frederik Kijftenbelt werd in 1876 geboren te Eibergen. Hij was predikant te Wilnis (1903-1909), Nieuwer ter Aa (1909-1912), Leerdam (1912-1918), Bodegraven (1918-1920) en Rotterdam-Feijenoord. In deze laatste plaats was hij 23 jaar predikant, tot en met 1943. Als predikant was hij ondermeer bekend omdat hij elke preek afsloot met een zelfgemaakt gedicht. Van zijn hand verscheen onder andere een bundel met preekschetsen (én gedichten) onder de titel: ‘Studeren en mediteren’. Daarnaast was ds. Kijftenbelt 35 jaar hoofdbestuurslid van de G.Z.B. Ds. Kijftenbelt overleed in 1961 en werd begraven te Eibergen.”Hoe lieflijk ligt uw stedeke, Leerdam…”

Ds. J. Severijn, van 1918-1921 te Leerdam

Ds. Johannes (Jo) Severijn (1883-1966) was predikant te Wilnis (1915-1918), Leerdam (1918-1921) en te Dordrecht (1921-1929).

Van 1929-1931 was hij lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de ARP. Van deze partij was hij ook fractiesecretaris. Van 1931-1951 was hij hoogleraar wijsgerige ethiek en godsdienstwetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht (een leerstoel vanwege de Gereformeerde Bond). Van 1940-1966 was hij voorzitter van de Gereformeerde Bond ter verbreiding en verdediging van de waarheid in de Hervormde kerk. Ook was hij hoofdredacteur van de ‘Waarheidsvriend’, het orgaan van de Gereformeerde Bond.

1957-1960. De tweede restauratie: terug naar een laatgotische Grote Kerk
Hoorden we in 1863 nog enkel loftuitingen op de toenmalige restauratie, honderd jaar later dacht men hier toch echt iets anders over!

Toen keek men namelijk met heel andere ogen naar een dergelijke ‘restauratie’, die in wezen een radicale modernisering was; en betreurde men dat het authentieke karakter van dit middeleeuwse Godshuis helemaal verloren was gegaan. Daarom werd de Grote Kerk in 1957-1960 opnieuw gerestaureerd, waarbij de ingrepen van de vorige restauratie grotendeels ongedaan werden gemaakt. Deze restauratie stond onder leiding van T. Hoogevest uit Amersfoort.

1960. De bouw van de Pauluskerk
PauluskerkIn de naoorlogse periode breidde Leerdam sterk uit in de wijk Leerdam-West. Sinds de vijftiger jaren werden daar ook kerkdiensten gehouden; en wel in gebouw Rehoboth aan de Tiendweg. Dit gebouw werd echter gaandeweg te klein voor de gemeente, waarop men bouwplannen maakte voor een nieuwe kerk in West. Deze kerk werd geplaatst aan het Europaplein, waar het – aan het eind van de Joost de Jongestraat – een dominerend plaats kreeg; mede omdat zijn toren al van verre zichtbaar is.
De officiële opening van de Pauluskerk vond plaats op 26 januari 1961. De voorganger in de dienst bij de opening was de toenmalige wijkpredikant ds. K. Ooms.
1973. Een derde predikantsplaats
Omdat er – naast de twee predikanten die zich rekenden tot de modaliteit van de Gereformeerde Bond – al enige tijd gevraagd werd naar een predikant met confessionele signatuur, werd er in 1973 een derde predikantsplaats gesticht. Deze predikant kreeg de geografische wijk Leerdam-Noord. De eerste confessionele predikant, die in wijkgemeente Noord bevestigd werd, was ds. Chr. S. Verwoert.
2004-heden. Naar meer kerkelijke eenheid
Aan het einde van de 20e eeuw was er al een samenwerkingsverband tussen wijkgemeente Noord, de Gereformeerde Kerk en de Evangelisch-Lutherse Gemeente. Deze samenwerking bestond uit het gezamenlijk voeren van een programma voor vorming en toerusting met bijbelleeskringen, gezamenlijke catechese etc. Ook werd jaarlijks een aantal kerkdiensten gezamenlijk gehouden en werden er in de periode voor Pasen en voor Kerst vespers georganiseerd.

In het eerste decennium van de 21e eeuw bleek dat wijkgemeente Noord en de Gereformeerde Kerk steeds meer behoefte kenden om op meer gebieden samen te werken. Na een voorbereidingsperiode is per 2010 dan ook een federatie tussen deze twee gemeenten aangegaan op een zestal gebieden: diaconaat en missionair werk, eredienst met een groeiend aantal gezamenlijke diensten, jeugdwerk, vorming en toerusting, pastoraat en tenslotte organisatie en beleid.

Ook na de federatie is de samenwerking met de Evangelisch Lutherse Gemeente blijven bestaan, echter niet in de vorm van een federatie. Wijkgemeente Centrum-Oost en Wijkgemeente West participeren niet in deze federatie en samenwerking, maar werken juist onderling weer veel samen. Overigens raakt het genoemde fusieproces – alleen al kerkordelijk gezien – álle hervormde wijkgemeenten en vraagt het aller medewerking. Gelukkig wordt die positieve samenwerking tussen de wijken ook gevonden.

Heden...
Zo mag hier, aan de oever van de Linge, al eeuwenlang een plaats zijn, waar God gevonden kan worden, en waar mensen bemoedigd mogen worden door en onderwezen mogen worden in de blijde boodschap van onze Heere Jezus Christus.

Dat getuigenis wordt hopelijk verteld door álle gemeenteleden van de kerk. ’t Wordt in het bijzonder verkondigd door de predikanten, die onze gemeente dienen. In de Grote Kerk getuigen drie predikantenborden ervan dat onze trouwe God door alle eeuwen heen altijd opnieuw uitleggers van Zijn Woord gegeven heeft.

Op dit moment wordt de gemeente gediend door de volgende vier predikanten:

  • Ds. H. Markus, sinds 2019 verbonden aan wijkgemeente West
  • Ds. M.B. Heijting, sinds 2011 verbonden aan wijkgemeente Kerk aan de Linge
  • Ds. E.C. Vreugdenhil-Mijnarends, sinds 2020 verbonden aan wijkgemeente Kerk aan de Linge
  • Ds. G.A. Termaat, sinds 2020 verbonden aan wijkgemeente Centrum-Oost